Kunst en cultuur

Een van de belangrijkste twintigste-eeuwse kunsthistorische studies is Early Netherlandish Painting: Its Origins and Character van Erwin Panofsky, verschenen in 1953. In een spraakmakend hoofdstuk Reality and Symbol probeert Panofsky aan te tonen hoe in de middeleeuwse schilderijen achter realistische motieven symbolische betekenissen schuilgaan. Hij noemt dat disguised symbolism. De symboliek was gebaseerd op de Bijbel, apocriefe boeken, geschriften van de kerkvaders, geïllumineerde handschriften en vooral de Legenda Aurea.

Na succesvolle cursussen over vrouwelijke kunstenaars aan U3L in Zwolle wordt met deze cyclus van 5 kunstenaars een start gemaakt met een eerste sessie in Hengelo.

In deze cursus lezen wij werk van vier Nederlandstalige dichters. Het zijn ‘grote namen’ die op het programma staan: Herman Gorter, Ida Gerhardt, Herman de Coninck en Ingmar Heytze.

De zogenaamde Yates-Thompson 36 codex in de British Library in Londen wordt beschouwd als een van de mooiste geïllustreerde manuscripten van de Divina Commedia van Dante. Het manuscript werd rond 1445 vervaardigd in Siena. De miniaturist van Paradiso / Paradijs, waar het in deze cursus om gaat, was de Sienese schilder Giovanni di Paolo. Het manuscript was in het bezit van Alfonso V van Aragòn, Koning van Napels, schepper van een van de grootste humanistische bibliotheken, de Biblioteca Alfonsina.